In 1911 werd bij de Jozefkerk aan de Radesingel in Groningen een drinkfontein geplaatst, aangeboden door oud-inwoner Johannes Swaagman. Door oorlogshandelingen en baldadigheid raakte de fontein, ook vermeld als paardendrinkbak, vervallen. Herstel daarvan zou waarschijnlijk net zoveel kosten als een nieuw kunstwerk. Eind 1949 nodigde de gemeente de beeldhouwers Coen Schilt, Thees Meesters en Wladimir de Vries uit een ontwerp in te dienen. Schilt ontwierp een wachtende vrouw, Meesters koos voor een moeder met kind, Wladimir kwam met het winnend ontwerp van een veulen.
In het Nieuwsblad van het Noorden werd in december 1950 kritiek geleverd op de verdwijning van de fontein en de gang van zaken, waarop Wladimirs oud-leraar Willem Valk reageerde met een ingezonden brief, waarin hij stelde “Ik heb in tegenstelling met de schrijver van Losvast de totstandkoming van het nieuwe monumentje wel gevolgd en ik kan hem verzekeren, dat de jonge talentvolle beeldhouwer Wladimir de Vries, met toewijding, met harde zelfkritiek, zonder te letten op tijd en moeite, een verheugend en mooi werk tot stand heeft gebracht.”
Wladimir bouwde het beeld op in klei, het werd in brons gegoten bij Binder & Schmidt in Haarlem. Aan de verkleuring van het brons van neus en oren is wel te zien dat het Veulen sindsdien vaak liefkozend wordt geaaid. Het beeld werd op 15 maart 1951 onthuld door burgemeester Cort van der Linden.
In de jaren zeventig werden bankjes en struiken rond het beeld geplaatst. Wladimir was het daar niet mee eens, het hoorde in het open gras. Op zijn aangeven werd het beeld in 1989 verplaatst naar de Heresingel. Na protest van omwonenden kreeg het Veulen een aantal maanden later weer een plek in het vrije gras aan de Radesingel, ditmaal zonder storende attributen.
Peerd van Ome Loeks
Al vanaf februari 1950, toen het ontwerp aan het publiek werd getoond, werd het Veulen wel ‘peerd van Ome Loeks’ genoemd. Tot ongenoegen van zowel Wladimir als Lukas ‘ome Loeks’ van Hemmen; de eerste vond dat zijn levendig veulen niet op een dood paard leek en de tweede vond dat het veulen niets te maken had met zijn hengst Apollon. In de eerder genoemde ingezonden brief noemde Valk het Veulen “Geen ‘Peerd van Ome Loeks’, zoals ’t flauwe grapje gaat – maar een jong en edel diertje, dat vreugde geeft om het te zien, dat de mens eens los maakt uit z’n dagelijkse sleur en weer vaste grond onder de voeten geeft.”
Voor de tentoonstelling Nationale Energie Manifestatie 1955 (E55), die van mei tot september 1955 in Rotterdam werd gehouden, maakte Wladimir wél een ‘peerd van Ome Loeks’. In de reacties hieronder staat een filmpje van hem werkend aan het drie meter hoge paardenhoofd. Het Nieuwsblad van het Noorden wist te melden (mei 1955) dat er een bronzen exemplaar in Groningen zou worden geplaatst, maar dat is er nooit gekomen. Pas in augustus 1959 kreeg de stad een betonnen versie van Loeks peerd, dat werd gemaakt door de Amsterdamse kunstenaar Jan de Baat en werd geplaatst voor het station. Het is niet bekend waar Wladimirs ‘peerd’ is gebleven.